Fanny van Zon van IVN Valkenswaard-Waalre: "Als mijn man en ik samen wandelen, loopt hij veel vaker een tekenbeet op dan ik. We lopen in min of meer dezelfde kleding - bergschoenen en een lange spijkerbroek - en het is ook niet zo dat een van ons altijd voorop loopt. Hoe kan dit?" We leggen het hieronder uit.
Mathijs ter Bork van IVN Noord en Marieta Braks van het RIVM geven uitleg. Een teek wacht op een grasspriet of struik tot een mens of dier langskomt. Dan stapt ‘ie over door zich met z’n voorpoten aan je vast te haken. Hij springt dus niet. Teken merken een potentiële gastheer of -vrouw op met een speciaal orgaan in hun voorpoten: het orgaan van Haller. Daarmee kunnen ze bijvoorbeeld CO2 en veranderingen in luchtvochtigheid en temperatuur waarnemen. Als een mens of dier voorbijkomt, gaan ze actiever met hun pootjes zwaaien.
Waarschijnlijk kunnen teken Fanny’s man beter waarnemen. Waar dat precies aan ligt, is nog niet bekend. Maar als de één op het pad zou blijven terwijl de ander door hoog gras of lage struiken struint, dan merk je meteen verschil. Zodra de begroeiing kort wordt, neemt het risico op tekenbeten aanzienlijk af: teken verspreiden zich dan nauwelijks en in kort gras drogen ze snel uit.
Heb je ook een natuurvraag, mail die dan naar mensennatuur@ivn.nl.
Download de gratis app van Cranendonck24 en mis niets → Apple | Android