Pas zag ik zwart-witfilmbeelden uit 1959. Op de Huishoudbeurs demonstreerden ze een primeur: een wastobbe met driedubbele wringer, waarmee ze drie zeiknatte, lange onderbroeken tegelijk in één handomdraai konden droogpersen. Ook de stoomstofzuiger en de linksdraaiende staafmixer zouden het werk van de huisvrouw aanmerkelijk gaan veraangenamen. De mensen waren nog zuinig toen. Mijn oma liet nog expres de wratten op haar billen staan om haar nylons aan op te hangen. Dat scheelde weer twee weckringen.
Aangetrokken door die ouwe beelden, sloeg de schrik me plotseling om het hart. Ineens kwam die afschuwelijke bus van de vroegere schooltandarts in beeld. Ik voelde spontaan diezelfde traumatische ‘zenuwenbuikpijn’ van zestig jaar geleden opwellen. Die vervloekte tandartsbus, die mijn kinderjaren zo gruwelijk had vergald. Die bus stond een week lang dreigend op de speelplaats. Dat betekende een week stress omdat je op elk moment kon worden opgeroepen door die witjas met zijn marteltuig.
In die bus was tandarts Peels uit Budel de ‘gevreesde boeman,’ door de Maarheezer schooljeugd al gauw ‘De Beul van Buul’ genoemd. Grote vent, zware bril, zware stem, indringende jodiumadem. In zijn mondhoeken zat altijd witte prut, die eruit zag als opgedroogde stopverf. Er werd zelfs beweerd dat hij zijn kinderen boterhammen met tandpasta mee naar school gaf. Als je van huis uit niet was gezegend met sterke “bijtertjes” was je elke keer de Sjaak. Peels wist kinderen, die angstig bibberend in die “zweetstoel kropen,” het laatste restje zelfvertrouwen te ontnemen. Het eerste wat je hoorde als je je mond opendeed was: “Tsjonge, jonge, het ziet er uit! Wat een slagveld!” Heel frustrerend omdat je, vooral de laatste week, tot bloedens toe had gepoetst. Met groene zeep zelfs. (‘Flossen’ en ‘fluor’ waren nog onbekend.)
Ik weet niet of Peels überhaupt een boorvergunning had, maar hij werkte iedereen nadrukkelijk op de zenuwen. Letterlijk en figuurlijk. Dat ijzingwekkende hoge geluid van die boor krijg ik nooit meer van mijn trommelvlies. Als het boorgat groot genoeg was blies hij met zo’n ‘foepding’ nog een scheut ijskoude lucht op je open liggende zenuw, of ze er met een verroeste spijker in staken. ‘Verdoven’ gebeurde hoogstzelden. Alleen als Peels langdurig je voortanden moest bewerken, jaste hij er, met geweld, twee spuiten in. Dat voelde net of hij die naald, dwars door je bovenlip en je neusschotje, achter je oogkas vastprikte. De eerste keer schrok ik zo van die pijnschuit, dat ik Peels fors in zijn edele delen greep.
Tegenwoordig kom ik nog weinig bij de tandarts. Ze kunnen aan mij weinig meer verdienen. Er zijn tandartsen met een puur commerciële instelling. Sommige deinzen er niet voor terug om, bij demente oudjes, een beugel om hun kunstgebit te draaien. Als ze maar kunnen declareren.
Download de gratis app van Cranendonck24 en mis niets → Apple | Android